No Blame-methode

Pesten gebeurt heel dikwijls in de omgeving van een groep. Hulp zoeken, in therapie gaan of een programma volgen dat werkt aan zelfvertrouwen, kunnen helpen om de schade van het pesten te herstellen.

Het echte pesten stop je op deze manier niet. Integendeel. Het pesten dient aangepakt te worden waar het zich voordoet, namelijk in en met de groep. In de No Blame-methode spreek je de groep aan in 7 stappen.

    Redenen om te kiezen voor No Blame:
    • = niet-confronterende aanpak
    • Het pesten is recent
    • De feiten zijn minder ernstig of ingrijpend
    • De pester geniet beperkt bijval
    • Het geloof in de kracht van de groep is groot
    • De begeleider(s) steunen de gekozen aanpak
    Stap 1: een gesprek met het slachtoffer.

    Je luistert hierbij vooral naar het verhaal van het slachtoffer. Het is niet van belang wie wat heeft gedaan, maar wel hoe het slachtoffer zich voelt, hoe het ermee omgaat en welke stappen de gepeste reeds heeft ondernomen. Het is van belang dat je toestemming vraagt om een No Blame-groepje samen te stellen. Je bepaalt samen met het slachtoffer wie er in het groepje zit en bespreekt ook wat je aan het groepje gaat vertellen.

    Stap 2: organiseer een eerste bijeenkomst.

    Je spreekt de groep aan en vraagt of ze samen met jou een probleem willen oplossen. Benadruk hierbij dat je hun hulp nodig hebt om dat probleem op te lossen. Je vertelt niet over wie het gaat en je zorgt ervoor dat er niet te veel tijd zit tussen de vraag en het gesprek zelf.

    Stap 3: leg het probleem uit.

    Bedank de groepsleden om te komen. Je koppelt terug naar de groep dat je bezorgd bent. Benoem wat je ziet/hoort/weet. Bespreek wat dit met je doet. Sta vooral stil bij jouw gevoelens en de gevoelens van de gepeste en niet te veel bij wat er is gebeurd. Zo doe je beroep op het inlevingsvermogen van de groepsleden. Over feiten kan je discussiëren, gevoelens zijn er.

    Stap 4: deel de verantwoordelijkheid.
    • Je vraagt naar de reacties van de groep: “Wat doet dit met jou?”
    • Je geeft aan dat:
      • het niet de bedoeling is om iemand te straffen of zelf in de problemen te werken.
      • de groep is samengeroepen om te helpen om het probleem op te lossen.
      • er een gedeelde verantwoordelijkheid is om de gepeste te helpen zich terug gelukkig te laten voelen in de groep.
    • Je vertelt de groepsleden dat je op hen rekent en hen vertrouwt als groep. Op die manier wordt de macht verschoven van de pester(s) naar de groep als geheel.
    Stap 5: vraag naar ideeën van elk groepslid.

    Ieder denkt na en formuleert een voorstel. Het hoeven geen grootse dingen te zijn, alle kleine beetjes helpen. Bijvoorbeeld “Ik zal vragen of ze wil meespelen.” of “Ik zal altijd 'goeiendag' en 'slaapwel' zeggen.”.

    Stimuleer de groepsleden om hun voorstel te formuleren in de ik-vorm: “Ik zal …”

    Stap 6: laat het aan de groep over.

    Als de groepsleden hun voorstellen formuleerden, bedank je hen en herhaal je dat je de verantwoordelijkheid bij de groep legt en dat je hen daarin vertrouwt. Je maakt geen schriftelijk verslag van de voorstellen, er staat geen stok achter de deur, maar je hoopt op een positieve evolutie. Je vertelt de groep wel dat je na een week opnieuw een gesprek zal hebben met de gepeste en met elk van hen afzonderlijk om te horen hoe het loopt. Het slachtoffer of de groepsleden mogen in tussentijd steeds contact met je opnemen maar zelf neem je geen initiatief.

    Stap 7: een gesprek met elk afzonderlijk.

    Na 1 à 2 dagen/1 à 2 weken (afhankelijk van jullie werking) spreek je nogmaals met de groepsleden en de gepeste. Vraag de verschillende groepsleden in hoeverre zij hun voorstellen uitvoerden en hoe zij zich daarbij voelen. Eventueel motiveer je hen om een nieuw voorstel te bedenken. Door afzonderlijk met de groepsleden te spreken, kunnen zij zich niet achter elkaar verstoppen. Het speelt geen rol of iedereen zijn voornemen heeft uitgevoerd, zolang de pesterijen maar gestopt zijn.